Elke brandweercollega in Nederland kent het tragische ongeval tijdens de brand in de Koningkerk in Haarlem. Hierbij kwamen drie collega’s om het leven door een muur die ten gevolge van de hevige brand omviel. En elke collega denkt: “Dat gaat mij niet overkomen! Niet tijdens mijn inzet!”
Dat dacht ik tot 27 mei 2017 ook.
In de vroege morgen van wat een warme zomerse dag zou worden, wordt brandweer Zuilen gealarmeerd voor bijstand bij een boerderijbrand. De collega’s van het andere korps stonden er met twee autospuiten en hun ladderwagen. Wij reden als derde voertuig. Bij aankomst stond de gehele boerderij in brand. De autospuit van Zuilen werd ingezet aan de achterzijde van de boerderij. Dat was alleen bereikbaar door een vrij brede sloot over te steken. Langs het gebouw lopen was door het instortingsgevaar geen optie meer. Door een ladder over de sloot te leggen, konden we kruipend met ons materiaal naar de overkant. Daar hebben we op ruime afstand een waterkanon ingezet.
Aan de achterzijde stonden al twee collega’s van de andere post ook met een waterkanon. Zij waren afgesneden van hun collega’s omdat ook zij niet meer langs het pand konden lopen naar de voorzijde. Hun enige manier om terug te komen was via onze ‘noodbrug’.
Aan de boerderij viel niets meer te redden, het monumentale pand werd als verloren beschouwd. Daarom werd door de Officier van Dienst besloten om het blussen tijdelijk te staken om de rookpluim een betere stijging over de woonwijk te geven. Hierdoor zouden de bewoners in de wijk waar de rook overheen trok minder last hebben van de rook.
De achtergevel zag er niet stabiel uit en ik had iedereen, ook de collega’s van de autospuit van het andere korps waarmee ik aan de achterzijde stond, verboden om nog in de buurt van de gevel te komen. Minimaal 1 ½ keer de hoogte van de muur wegblijven was de opdracht, dat wil zeggen niet achter de rode personenauto langs die daar geparkeerd stond. Inmiddels had ik opdracht gegeven om langs de achtergevel ruim af te zetten met zwart-geel lint. Een van mijn mensen ging dat lint halen bij de autospuit. Even daarvoor had onze chauffeur waterflesjes gebracht want ondanks het vroege tijdstip was het al flink warm. Ook voor beide collega’s van de andere post was water meegebracht. Zij stonden er tenslotte ook en konden niet door hun eigen collega’s va water worden voorzien.
“Lusten jullie ook water?” vroeg ik. “Ja graag” kwam het antwoord terug. En kwamen beiden naar ons toegelopen. Via de kortste weg, dus door de valschaduw van de achtergevel. “Kijk uit” riep ik, terwijl ik zag dat de gevel gevaarlijk begon over te hellen. Een paar seconde nadat de collega’s in de valschaduw liepen, viel de achtergevel met een razende klap om, precies op de plek waar één van de collega’s net liep (achter de rode personenauto).
Het scenario Haarlem spookte gelijk door mijn hoofd. Ook ik was bijna een collega, die niet eens onder mijn leiding stond, kwijt geraakt.
Direct een terugkoppeling aan de Officier van Dienst gedaan en gecheckt hoe het met de collega’s gaat. Dit bewijst maar weer hoe snel je in een onveilige situatie terecht kan komen en dat je sneller het zwart-gele lint moet spannen wat voor iedereen verboden gebied is.
We hebben later die week dit incident met elkaar geëvalueerd en geconcludeerd dat we de collega’s hiervan moeten laten leren. Ik gebruik deze casus daarom ook in mijn lessen voor de opleiding bevelvoerders.
Een onveilige situatie of een ongeval tijdens een inzet zit in een klein hoekje. Het geel/zwarte lint geldt voor iedereen. Wees je altijd bewust van de gevaren en wijs elkaar er op! Je rukt uit met een volledige bezetting en je komt ook weer met zijn allen thuis.
Bron foto’s: Nick van Schiack